Romans/eBoeken/Luisterboeken van Frank de Zanger zijn te verkrijgen/bestellen bij uw boekhandel en bij webwinkels. Meer informatie bij Uitgeverij Tournesol: www.tournesol.nl
* * *
VAN ATJEH GEEN NIEUWS
De bar met eetgelegenheid, in de ‘basement’ van mijn hotel in Jakarta, is in Duitse sfeer opgezet. Geen idee waarom, maar ik vermoed dat er een Duitser in het management zit. Er is geen varkensvlees te krijgen in het streng islamitische Atjeh, waar ik net vandaan kom en waar ik twee maanden heb gewerkt. Niet alleen in Atjeh, maar ook in andere delen van de wereld, denkt men dat varkens onrein zijn. Natuurlijk zijn hedendaagse varkens niet meer onrein dan hedendaagse koeien, maar een paar duizend jaar geleden is dat wellicht anders geweest. Hoe dan ook, ook al weet ik dat we allemaal vegetariër moeten worden – en dat om verschillende redenen – heb ik nu merkwaardig veel trek in de aangeboden braadworsten met zuurkool die op het menu staan. Maar, het trekt aan en stoot af. Uiteindelijk kies is voor rundergehakt omwikkeld met koolbladen en puree; ook echt Duits. Een compromis dus. En zo smaakt het ook; best lekker na al die rijst en kip en toch … Wat betreft Atjeh: er is veel gebeurd na de tsunami. Veel gepland en veel gebouwd, en wonderlijk genoeg is er niet veel meer te zien van de verwoesting die er heeft plaatsgevonden. Eigenlijk is Atjeh af. Ik ben er twee maanden geweest en er is eigenlijk weinig te melden.
Om negen uur begint de band te spelen in een ruimte naast het eetgedeelte, waar ik mijn rundergehakt met koolbladeren heb gegeten. Ik heb de rekening getekend bij een Indonesisch meisje, dat met haar (aan de zijkanten) naar voren gepunte kapsel en geheel zwarte kleding, lijkt op een jonge Française uit een ‘film noir’. Ik schuif aan de bar en bestel Bintang van de tap. Twee maanden niet gehad; natuurlijk helemaal niet belangrijk, maar toch … In de band zie ik keyboards, basgitaar, drum, slaggitaar, een zanger en drie zangeressen. De zangeressen hebben korte rokjes aan. Dat is op zich helemaal niet zo bijzonder, maar wel als je twee maanden in Atjeh bent geweest. Kortom, voor mij is het ‘rokjesdag’ en de band speelt en zingt veel te hard. Maar, het leeft op een wijze die ik in geen twee maanden heb meegemaakt. Hier zijn acht jonge Indonesiërs met hart en ziel muziek aan het maken. Het is iets wat ze beweegt, waar ze waarschijnlijk niet veel mee verdienen, maar wat ze met veel inzet en plezier doen. Zo rond kijkend, zie ik aan de bar een paar Chinese Indonesiërs in druk gesprek met een paar meisjes. Eén uit dit gezelschap zit wat apart en heeft drie glazen bier voor zich staan. Hij kijkt wat warrig voor zich uit. Een van zijn vrienden vraagt een serveerster ten dans. Het is een onderdeel van haar werk; de klanten moeten zich vermaken en als het even kan ook goed verteren. Hij danst als een beer – zwaar naar links en dan weer zwaar naar rechts – en zij kijkt wat verlegen in het rond. Eerder, toen ik het eetgedeelte binnenliep, zat er een man, ook van Chinese afkomst, aan een tafel vier glazen wijn in te schenken. Kennelijk verwachtte hij gezelschap. En ja, even later kwamen er drie jonge Chinese vrouwen binnen in heel strakke broekjes. Eén van de broekjes in stof met tijgerpatroon. Dat lijkt allemaal heel ordinair, maar dat was het helemaal niet. Ze aten er Duits eten, zoals iedereen, en lieten zich alle vier gedwee door een ober een roodwit geblokt schort over het hoofd schuiven. Ik zag ineens dat iedereen aan tafel zo’n schort aan had, behalve ik. Gek dat het mij niet is aangeboden, maar ze moeten aan mij hebben gezien dat ik me niet buiten München – en zeker niet buiten de landsgrenzen van Beieren – een roodwit geblokt schort zou laten aantrekken. In ieder geval heeft dit gezelschap van één heer en drie dames rustig hun schnitzel zitten eten, wijn gedronken, en hun telefoontjes gecontroleerd, en ze zijn na een uurtje weer vertrokken. Als je me nu vraagt: zou je zo’n avond ook in Atjeh hebben kunnen meemaken? Ach Atjeh heeft zo zijn eigen charme, aardige mensen, maar zo’n avond als deze … nee, niet in Atjeh.
Achter de bar zit een grote Europeaan met brede kaak aan een houten tafel heel nijdig te kijken. En dat al heel lang achter elkaar. Alleen als hij zijn rekening tekent bij het meisje met de naar voren gekrulde haarpunten, lijkt hij even te ontdooien. De muziek is te hard. De zanger en zangeressen overstemmen elkaar en daardoor klinkt het vals. Jammer, want je hoort dat er potentieel in zit. Ik weet niet of die andere westerling dat hoort, die met een verwarde haardoos net buiten het ‘bargebeuren’ met zijn rug naar de band aan een tafeltje zit. Hij eet, leest een krant en lijkt verder niet aanwezig te zijn. Nou ja misschien wel aanwezig, maar niet hier. Links van mij zit een Australiër met zijn jonge Indonesische vrouw. Dat weet ik, omdat als hij naar het toilet gaat, zij tegen mij zegt dat haar man vreselijk jaloers is en dat ze daarom niet met vreemde mannen praat. Terwijl ze mij dit uitgebreid zit te vertellen is haar man al lang weer in zicht en hijst zich weer de barkruk op. Niet zo handig allemaal, want ik wil helemaal geen ruzie hebben met deze ‘mate’, die anderhalf keer zo groot is als ik, veel tatoeages bezit, en een kaal geschoren hoofd heeft met een klein paardenstaartje in de zware nek. Verder komt tegenover me Dustin Hoffman aan de bar zitten. Tenminste, Dustin een kwart eeuw jonger, want deze is een begin veertiger. Hij heeft iets met de ‘lead’ zangeres van de band, want hij zwaait en zij zwaait veel belovend terug. De barman schuif een glas rode wijn naar me toe. Mijn oog valt op het flat screen aan de wand in het eetgedeelte. Ik zie dat er ergens een Formule 1 Grand Prix race wordt gereden. Brutale boliden scheuren over glad asfalt. Net nog is het gesnerp van de motoren op de achtergrond te horen. Ik heb niet veel met grand prix races, maar vanavond zie ik de dynamiek, de innovatie, de glamour en de durf. Ik zou nu best in zo’n scheurijzer willen springen, plankgas geven, en later onzinnig met die champagnefles spuiten in plaats van er een glas mee te vullen.
Ik wil de band meer tot rust brengen en vraag de barman om een papiertje, waarop je een verzoeknummer kunt schrijven. Ik weet even geen titel, dus schrijf ik op ‘a slow ballad please’. Even later wordt het voorgelezen: ‘a slow ballad please from Mr. Frank’. Even beraadslagen. Ja, ze gaan er wat aan doen. Het begint rustig, geen idee welk nummer, maar even later escaleert het weer. Te hard, te weinig gevoel, teleurstellend. Niettemin klap ik na het nummer, want ik wil het positief houden vanavond. Ik wil überhaupt de band, nee de hele tent, niet negatief beïnvloeden, want het leeft meer dan ik in twee maanden heb meegemaakt. Het meisje met het Franse kapsel is de enige die nog werkt. De andere meisjes zijn naar de pooltafel gegaan en zijn opgenomen in het spel van keu en ballen. Ik wil toch echt iets anders van de band horen. Denkend aan brede kaak, de Chinees achter zijn glazen bier (die inmiddels in slaap is gevallen), de kaal geschoren Australiër, en de ontspoorde consultant achter zijn krant, vraag ik weer om een papiertje en schrijf op ‘Piano Man’ van Billy Joel, het ultieme en waarschijnlijk ‘best in the world’ melancholieke barlied. De barman is blij dat ik nog een glas wijn bestel en beloont me door het glas ruim vol te schenken. Dat voelt goed, maar de band moet bekennen dat ze ‘Piano Man’ niet kunnen spelen, en dat voelt helaas weer minder. Ze spelen iets dat ik niet ken. Niet slecht, maar ook niet goed. En toch, ik voel nog steeds dat er potentieel zit. Hoffman geeft zijn zangeres tekens en volgt de band op de voet. Er wordt overlegd en naar mij gekeken. Ze zetten in ‘Still got the blues’ van Gary Moore. De band is nu ingetogen, de zanger geconcentreerd. De slaggitarist gaat met de solo’s uit zijn dak. Ik wist het: er zit potentieel in deze band en ik merk dat ze dit schitterende nummer met veel aandacht en gevoel spelen. Ook Dustin vindt het prachtig; de Australiër stoot me aan en steekt een duim op. Het gaat allemaal goed komen vanavond. Een vreemd gevoel dat ik in geen twee maanden heb gehad.
Hoffman wordt door zijn zangeres uitgenodigd om naar voren te komen. Hij loopt weifelend naar het podium, maar je ziet dat hij niets ander wil. Een blues-achtig nummer zingt hij, ondersteund door de zanger van de band, die zichtbaar geniet van de durf van deze gelegenheidsartiest. Het gaat heel goed, veel gevoel, veel passie. Hij lijkt zichzelf te overtreffen en dat wordt bevestigd door zijn zangeres, die verrukt in haar handen klapt. Dit is pas integratie! Niet gekunsteld, niet bedacht, niet in werkgroepen beklonken en geëvalueerd, maar spontaan ontstaan. Intussen is brede kaak vertrokken en ook de verdwaasde consultant, die al die tijd met zijn rug naar de band had gezeten. Natuurlijk waren er vanavond ook de luidruchtige westerling met zijn mooie Aziatische vriendin en de Amerikaan die met een grote grijns met zijn wijsvinger het ijs in zijn whisky liet ronddraaien, maar die had ik al eerder ontmoet in weer hele andere steden. De barman geeft mij graag een glas water met ijs, zonder aan te dringen op meer drank. Het Australische stel staat op en ik krijg een hand van hém. Het is allemaal goed gekomen vanavond. Ik besef nu dat één avond in Jakarta gelijk staat aan twee maanden Atjeh … maar ja, dan wel anders. Ik ben me er van bewust dat deze avond in Atjeh helemaal niet mogelijk was geweest. Ik zie het trouwens ook niet gebeuren in de Bijbelbelt op de Veluwe. Wel zie ik even een glimlachende Boeddha voorbij komen. En verder … nee … van Atjeh geen nieuws.
© Frank de Zanger
26 mei 2012
Geef een reactie