Gepost door: Frank de Zanger | maart 13, 2018

Boekenweek 2018. Iedere dag een kort verhaal van Frank de Zanger: ‘Is er Speelruimte in de Zandbak’ (Bahrein).

afbeelding Zandbak,Bahrein

afbeelding Laura de Zanger

 

IS ER SPEELRUIMTE IN DE ZANDBAK?                        Bahrein, 1991

‘Dames en heren hier uw gezagvoerder, ik heb helaas niet zo’n erg plezierig mededeling… Kon ik u nog niet zo lang geleden berichten dat het weer goed was… nu moet ik u vertellen dat wij in verband met een zware zandstorm niet in Riaad kunnen landen en… moeten uitwijken naar het kustgebied. Zo ver wij het nu kunnen bekijken, kunnen we landen in Bahrein. Daar zullen we zien wat ons verder te doen staat. Wij houden u verder op de hoogte als er nieuwe ontwikkelingen zijn.’

Deze mededeling kwam rustig door in de KLM-Boeing 747, die onderweg was van Sri Lanka naar Schiphol Airport. Dat er toch sprake was van enige nervositeit in de cockpit bleek uit – in principe – het zelfde bericht, maar dan in het Engels, dat meteen volgde. De gezagvoerder had het nu over een ‘snowstorm’, terwijl dat toch een wel zeer uitzonderlijk fenomeen is boven Saoedi-Arabië.

Het toestel zwenkte vrijwel onmiddellijk en zette koers naar Bahrein. Er volgden nog meer mededelingen uit de cockpit. De gezagvoerder hoopte dat wij na een verblijf van enige tijd in Bahrein alsnog naar Riaad konden doorvliegen om daar de circa honderdenzeventig wachtende passagiers alsnog op te halen.

Zelfs aan de kust was de lucht geelbruin van het woestijnstof. Eenmaal aan de grond, voelde ik mij opgelucht en was blij dat ik met een maatschappij vloog die met dit soort zaken geen risico neemt.

Ik had reden om mij opgelucht te voelen, omdat een vlucht midden in zo’n woestijnstorm boven Libië mij nog vers in het geheugen lag. Het was tijdens een vlucht van Benghazi naar Tripoli met een toestel van Libian Airways, dat volgepakt was met rekruten van het Libische leger. Ik denk dat de meesten van hen nooit eerder hadden gevlogen en dachten dat het normaal was dat het vliegtuig, behalve voorwaarts, ook alle andere kanten op bewoog. Zelf had ik al heel wat afgevlogen, maar dit had ik nooit eerder meegemaakt. De ene luchtzak volgde op de andere. Ik verwachtte dat ieder moment de vleugels zouden afbreken, maar – om me heen kijkend – zag ik niets anders dan lachende jonge Libiërs. Het moet aan mijn gebrek aan ervaring hebben gelegen om een kameel te berijden, dat ik wit in mijn stoel hing. Deze jongens om mij heen bereden de luchtkameel en er was dus niets aan de hand. De jongen naast mij sprak me aan in gebrekkig Engels en vroeg of ik me niet goed voelde. Ik vertelde hem waarom ik dacht dat mijn laatste uur geslagen had. Ik zag hem direct wit wegtrekken en onzeker om zich heen kijken. Zijn kameraden waren druk in gesprek met elkaar… met de moed der onwetenden.

Het mag duidelijk zijn dat het allemaal goed is afgelopen daar in Libië, maar ik was nu dankbaar dat ik het niet weer hoefde mee te maken. Via de intercom legde de bemanning uit dat zij er alles aan zouden doen om de wachtende passagiers in Riaad op te pikken, omdat inmiddels duidelijk was dat zij de douane gepasseerd waren, vastzaten in de transfer-ruimte, en zich dus in niemandsland bevonden. De Saoedische autoriteiten gaven geen toestemming om dezelfde weg weer terug te keren. Dit bericht werd hilarisch ontvangen door mijn medepassagiers. Immers, moeten uitwijken door een zandstorm en vertraging oplopen is niet zo plezierig, maar opgesloten zitten in een wachtkamer zonder toestemming om weer terug te keren naar hotel of woning, was weer van een heel andere orde onplezierig.

Na uren wachten in een warm aangelopen vliegtuig kwam de mededeling dat de zandstorm niet afgenomen was en dat we ondergebracht zouden worden in een hotel. Nu sloeg hilariteit om in medelijden met de wachtende passagiers in Riaad. Zij zouden de nacht moeten doorbrengen op harde plastic stoeltjes! Het was de vraag of er maaltijden door konden komen en of er gebruik gemaakt kon worden van sanitaire voorzieningen.

Mijn horloge wees tien uur aan. Alleen handbagage mocht mee, en zo werden we met bussen vervoerd en afgeleverd bij een luxe hotel. De ergernis had al plaats gemaakt voor berusting en met het vooruitzicht op een warm bad en een goed bed steeg de stemming met sprongen. In de uiterst luxueuze en koele lobby van het hotel zegen de passagiers op banken en stoelen neer. Er waren geen plaatsen voor alle honderdentwintig passagiers, zodat groepjes naar de balie begonnen te lopen om de sleutels voor hun kamers meteen maar in ontvangst te nemen.

De lokale vertegenwoordiger van de KLM had de leiding en – naar ik hoorde van de purser – kon hij alleen handelen in dit van stof doordrenkte land. Dat was nu eenmaal de strikte regel. Iedereen moest zich persoonlijk inschrijven en daardoor duurde het lang voordat de eerste sleutels werden uitgereikt. Met het zicht op de sleutels begon de menigte zich om de balie te verdringen om zijn of haar sleutel in ontvangst te nemen.

Omdat ik geen zin had om tussen het gedrang te staan, was ik blijven zitten op de grote pluche fauteuil, die ik had bemachtigd. Een half uurtje later naar mijn kamer maakte ook niets meer uit. Het was half één in de nacht, en op het zelfde moment dat ik op mijn horloge keek, ontstond de eerste commotie aan de balie: er waren niet voldoende kamers! De één wilde het niet geloven, de ander werd meteen kwaad, en velen probeerden uitleg te krijgen bij onze KLM-bemanning, waarvan overigens zeker de helft ook nog geen kamer had. De uitleg was simpel. De lokale man was gevraagd om accommodatie te verzorgen voor honderdentwintig passagiers en vervolgens had hij ons naar een hotel gebracht – waarschijnlijk van een vriendje – met beschikbare ruimte voor circa vijfenzeventig gasten.

Het uitdelen van sleutels ging door, maar nu van twee- of meerpersoonskamers. Voor familieleden, kennissen of vrienden was het geen probleem. Maar niet iedereen wilde een kamer delen met een wild vreemde. Ik hoorde daar zelf ook bij. Ik had daar na al het geduvel even geen zin in. Tot nu toe had ik een afwachtende houding aangenomen, maar nu werd het tijd voor actie. Ik wurmde mij naar de balie, maar werd vlak daarvoor geblokkeerd door een wat oudere zakenman in een donker pak. Naast hem stond een aantrekkelijke, blonde vrouw, die met één van de receptionisten in onderhandeling was over een kamer. De zakenman zei, met een bijna zielig stemmetje, dat hij best bereid was om een kamer te delen met de juffrouw naast hem. Er werd niet op gereageerd. Later zag ik hem wel met een gejurkt persoon naar boven gaan, maar deze was een Arabier, en wel van het mannelijk geslacht.

Ik wist de aandacht van een receptionist te trekken en vroeg zeer gedecideerd, en met verheven stem – alsof ik al een week in het hotel zat – of ik mijn sleutel van de ‘single room’ kon krijgen. Vijf seconden later lag er een sleutel in mijn uitgestoken hand. Ik bleef mijn rol spelen, toonde mij niet verbaasd, terwijl er om mij heen nu gevochten werd om sleutels. Ik draaide mij om en drong me uit de menigte.

Het sleutelnummer verwees mij naar de eerste etage. Ik haalde mijn handbagage op en liep met een inwendige glimlach de marmeren trap op. Ik durfde niet om te kijken, bang dat ze achter mij aan zouden komen om de vergissing recht te zetten. De wonderen zijn de wereld nog niet uit zong ik inwendig. Een warm bad en een bed, dacht ik, het komt eraan! Ik kon niet wachten om de deur achter mij te sluiten om zo het tumult achter mij te laten.

Terwijl ik de sleutel omdraaide, de deur openduwde en het licht aandeed, stond het al wel op mijn netvlies geprojecteerd, maar het drong niet echt tot mij door dat er met grote koperen letters ‘MAYONG’ op de deur stond. Dit gebeurde pas toen ik de kamer in mij opnam: vier speeltafels met groene kleden en bijbehorende stoelen. Daarop uitgestald mayong-spellen en alles wat daarbij hoort. Verder, een huisbar, een paar prullerige schemerlampen en een paar dikke leren fauteuils. Dit alles uitgestald op een veelkleurig en hoogpolig tapijt. Ik stond in een mayong-speelhol en er was geen bed te bekennen! Maar goed, om één uur ’s nachts ben je niet te kieskeurig en de afneembare zittingen van de leren stoelen konden ook als matras dienen.

Het mayong-speelhol was in feite een ruime hotelsuite. Er was dan ook een prima badkamer; zelfs voorzien van het standaard pakket aan handdoeken, zeep, shampoo etc. Slapen zou dan misschien wat minder comfortabel zijn dan ik gehoopt had, het warme bad zou volledig aan de verwachtingen voldoen.

In bad liggend, en de zaak nog eens overdenkend in de stoomwolken, kwam er een gedachte bij mij op die ik anders zelden heb: ‘Ik lijk wel gek!’. Ik klom uit bad, pakte de huistelefoon en belde de receptie. Eerst bedankte ik de receptionist heel hartelijk voor de aangeboden kamer, maar voegde er aan toe dat er een probleempje was: er was geen bed! Er werd met verbazing op gereageerd. Hoe dat toch mogelijk was! Daarna vroeg ik of er dan toch nog een bed georganiseerd kon worden. ‘No problem, no problem, a bed is coming’, was het antwoord. Ik wilde bijna de hoorn op de haak leggen, maar bedacht me dat dat bed natuurlijk wel zou komen, alleen de vraag was: wanneer? Volgende week zou beslist te laat zijn. Ik vroeg dus ‘when?’, en het antwoord daarop was ‘ten minutes mister’. Zeker wetend dat ik in Bahrein geen fatsoenlijk bed meer zou zien, zeeg ik weer in bad. Tien minuten later ging de deurbel. Ik stapte het stomende bad uit en sloeg een handdoek om. Voor de deur stonden twee glimlachende hotelbedienden met een volwassen opklapbed. De wonderen zijn de wereld nog niet uit, zong ik voor de tweede keer, en dit keer reed het op wielen naar binnen.

De volgende ochtend onthulde dat een deel van mijn medepassagiers de nacht had doorgebracht op een bank in de lobby, anderen hadden op een matras in een bad gelegen, of waren helemaal niet plat gegaan, maar heel vroeg aan het ontbijt geschoven. Er waren er ook, die een echte hotelkamer hadden gekregen.

Nogal verfomfaaid werden wij, met onze handbagage, per bus weer naar het vliegveld gereden. De storm was gaan liggen, de lucht was weer blauw, en de zon blikkerde op het wachtende KLM-toestel, dat ons alsnog naar Riaad zou vliegen.

In Riaad zouden we de nieuwe passagiers als brandhout binnen zien komen. Immers een verblijf van een uur of zeventien in een wachtruimte, opgekruld op een plastic stoeltje, laat beslist zijn sporen achter. En dan de verontwaardiging die we op hun gezichten zouden aflezen over de behandeling door de Saoedische autoriteiten!

Zelden heb ik zo’n montere, vrolijke, uitgeruste groep mensen bij elkaar gezien. Gisteren, na een verblijf van een paar uur in de ‘transfer-ruimte’ was de toestemming gekomen om weer terug te keren in het land van de stofwolken. Daar werden de gestrande passagiers vervolgens in een uitstekend hotel ondergebracht. Een hotel met ruimte genoeg om de hele groep te herbergen.

Het brandhout kwam dus niet binnen, maar zat al op zijn plaats.

© Frank de Zanger, uit ‘WERELD-IMPRESSIES VAN EEN JETPLANE-NOMADE’, zie Uitgeverij Tournesol

* * *

De Romans/eBoeken/Luisterboeken van Frank de Zanger zijn te verkrijgen/bestellen bij uw boekhandel en bij webwinkels. Zie Uitgeverij Tournesol: www.tournesol.nl


Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Categorieën

%d bloggers liken dit: